De vraag is: wat leert een promovendus eigenlijk?
Verschenen in Columns en Opinie, Focus, Volkskrant

Maar liefst zeven op de tien promovendi verlaat direct na het behalen van de doctorstitel de universiteit. De vraag of een promotie goed aansluit op de niet-academische arbeidsmarkt, wordt echter zelden gesteld. Dat is onterecht.
In de afgelopen twintig jaar is het aantal promovendi in Nederland bijna verdubbeld. Terwijl begin jaren negentig zo’n 1900 mensen jaarlijks een doctorstitel ontvingen, zijn dat er tegenwoordig meer dan 3700 - De Correspondent sprak zelfs van een promotiefabriek. De academische sector heeft daarmee een piramidestructuur gekregen met relatief veel promovendi en relatief weinig senior werknemers met vaste aanstellingen. Direct gevolg: slechts een enkele promovendus blijft werkzaam op de universiteit.
Cijfers bevestigen dit. Recent onderzoek van het Rathenau Instituut laat zien dat slechts drie op de tien promovendi zijn of haar carrière voortzet op de universiteit terwijl maar liefst zeven op de tien promovendi direct na het behalen van de doctorstitel de universiteit verlaat. De meeste promovendi gaan verder buiten de universiteit. De vraag of een promotie goed aansluit op de niet-academische arbeidsmarkt, wordt echter zelden gesteld.
Bezuinigingsmaatregel
Dit is des te opvallender in het licht van recente pogingen van de universiteiten om de werknemersstatus van promovendi te ontnemen en hen aan te stellen als student. Dit is niets minder dan een bezuinigingsmaatregel die tot gevolg heeft dat een grote groep werknemers allerlei sociale rechten wordt ontnomen.
Promotiestudenten hebben in tegenstelling tot werknemers immers geen recht op zwangerschapsverlof, zij bouwen geen pensioen op en zijn niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Afgezien van de vraag of een dergelijke verandering wenselijk is (in de meeste sectoren zou het onbespreekbaar zijn om te bezuinigen door werknemers van hun sociale rechten te ontdoen) betekent dit echter ook dat de nadruk in het promotietraject komt te liggen op ‘leren’: dat is immers wat ‘studenten’ doen.
Vanuit verschillende kanten worden er momenteel vraagtekens geplaatst bij hetgeen promovendi leren. Zo concludeerde de VSNU al in 2008 dat vooral promovendi in de gebieden taal en cultuur, en in gedrags- en maatschappijwetenschappen weinig mogelijkheden hebben om buiten de universiteit aan de slag te gaan. Nrc.next berichtte dat werkgevers vaak een aantal belangrijke vaardigheden missen bij promovendi, zoals het voeren van klant- en adviesgesprekken.
Ironische situatie
De oorzaak ligt vooral bij de interne gerichtheid van de universiteiten. In de meeste gevallen is het promotietraject vrijwel uitsluitend gericht op het verwerven van vaardigheden en het produceren van uitkomsten die een academische carrière bevorderen. Het schrijven van artikelen staat voorop. Het promotietraject wordt gezien als een periode waarin tijd en ruimte is om onderzoek te doen.
Een ironische situatie: terwijl de wetenschappelijke staf met vaste contracten steeds meer tijd kwijt is aan administratieve taken en het schrijven van onderzoeksvoorstellen, wordt het onderzoekswerk uitgevoerd door promovendi die vervolgens elders werk moeten zoeken. Gezien het feit dat het merendeel van de promovendi tegenwoordig buiten de universiteit aan de slag gaat, is het de vraag of dit de juiste insteek is.
Geen paniek
Natuurlijk is er geen reden tot paniek. Promovendi leren allerlei vaardigheden die ook buiten de universiteit hun nut hebben bewezen. Ze zijn over het algemeen analytisch sterk, kunnen onafhankelijk werken, zijn op de hoogte van de laatste kennis en kunnen met ingewikkelde technologie overweg. In 2010 vonden onderzoekers uit Utrecht en Rotterdam bovendien dat gepromoveerden relatief snel een nieuwe functie vinden, ondanks een matige voorbereiding op de arbeidsmarkt. Maar dit alles neemt niet weg dat we ons zouden moeten afvragen of de aansluiting van promovendi niet beter kan. Het simpele feit is echter dat we dat niet weten.
Universiteiten en overheid, promotor en promovendus, zouden pro-actiever en systematischer aan de slag moeten met de vraag hoe promotietrajecten beter kunnen aansluiten op de arbeidsmarkt.
30.12.2013
14:26
Corneel: mee eens, maar dan moet je je afvragen waarom een student ervoor kiest te gaan promoveren en waarom een universiteit ervoor kiest een student toe te laten tot een promotietraject.
Voor de universiteit is dat duidelijk: meer studenten (naar de eindstreep brengen) betekend meer inkomsten. En natuurlijk de, ietwat mannelijke, ik heb er meer dan jij, houding van universiteiten. Meer studenten wordt nooit als slecht nieuws gebracht.
Voor studenten is het minder duidelijk, maar ik wil een gok wagen. Eerst de visie van de huidige politiek: als 70% van de promovendi niet in academia blijft, zal het overgrote deel dat ook wel weten bij het aanvangen van het promotietraject. Het doen van promotieonderzoek zal dan (deels!) ingegeven worden door de extra waarde die je later op de arbeidsmarkt heb. Dit is het “investeren in jezelf” argument. Blijkbaar zijn deze studenten minder geïnteresseerd in het wetenschappelijk onderzoek per se, maar meer in een stempel dat ze bij een sollicitatie kunnen laten zien. Dat lijkt me een vrij omslachtige manier. Maar ja, in een land waar onderhand bijna de helft van de bevolking als “hoger opgeleid” telt, zoekt men een manier om zich te onderscheiden. Mijn oplossing: bied een post-master opleiding aan die aansluit op de arbeidsmarktwensen voor diegene die zich willen onderscheiden. Een opleiding met diepgang op het niveau van een promotietraject, maar met bedrijf-stages in plaats van onderzoeken om enerzijds kennis aan de praktijk te toesten en anderzijds relevante arbeidsmarkt-skills op te doen. Dit soort stages zijn opdrachten van van het niveau dat bedrijven nu aan trainees geven.
Deze opleiding is dan ook echt “een opleiding” waar je collegegeld voor betaald, waar financiële ondersteuning is voor zij die het wel intellectueel aankunnen maar financieel niet, etc.
Koppel deze opleiding los van het huidige “promoveren”. Maak promoveren wederom de eerste stap van een wetenschappelijke carriere. Promovendi blijven dan medewerkers, met een salaris, die na het afronden van hun promotie een redelijke kans (beter dan 30%) hebben op een nette vervolgstap (post-doc) binnen academia.
het is een wat lange reactie geworden: binnenkort een blog (geekomdathetkan.wordpress.com) met een iets meer samenhangende visie hierop…
Rolf
23.12.2013
11:12
Is het de taak van de universiteiten om mensen op te leiden voor een baan buiten academia? Dat lijkt me niet ideaal, aangezien die expertise niet aanwezig is op de universiteit. Misschien kunnen we beter ophouden met zo gruwelijk veel studenten academisch te trainen, als daar geen behoefte aan is.
21.12.2013
14:26
Het belangrijkste dat het onderwijs haar leerlingen kan meegeven, is volgens mij het feit, dat het leren niet ophoud na het vinden van een eerste baan. Er zijn denk ik niet zoveel mensen, die op 40, of 50 jarige leeftijd het beroep uitoefenen waarvoor ze gestudeerd hebben.
Als ICT ’er heb ik de meeste programmeertalen die ik nu gebruik, geleerd na mijn officiële studie, en de kennis van 5 jaar terug is nu al minder toepasbaar. Je kunt je afvragen of het wel nodig is of die veranderingen zo hard moeten gaan, maar het is gewoon een feit dat het zo is. Dat mensen dus leren om te leren, en nieuwsgierig blijven, lijkt me dus belangrijk.
En dit geldt volgens mij voor elk beroep.