De genetica van intelligentie, en het gelijk van Prem
Verschenen in Columns en Opinie, Nieuws, Volkskrant
Jaarlijks proberen we intelligente kinderen te scheiden van minder intelligente kinderen door middel van de Cito-toets. Dat roept altijd weer heftige emoties op. Dit jaar was het allemaal nog spannender door de TV show van Prem: tien kinderen met grote leerachterstanden werden in negen afleveringen klaargestoomd voor de cito-toets. Ik vond het wel leuk, nogal hoog ‘real-life-soap’ gehalte en ook spannend, want volgens de makers stond hier de toekomst van de kinderen op het spel.
Jammer
Uiteindelijk bleken negen kinderen de Cito-toets beter gemaakt te hebben dan van te voren verwacht. Beetje jammer van het ene meisje dat het niet beter deed; die schuiven we in de categorie ‘collaterale schade’ van een succesvol programma.
Intelligentie is een vaag begrip dat we graag weergeven in een getal verkregen door middel van een IQ test of Cito-toets. Je kan je afvragen of zoiets als een Cito-toets een juiste manier is om intelligentie van een kind vast te stellen. Maar belangrijker: is intelligentie zomaar in de weekenden bij te spijkeren?
Genoom
Intelligentie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de samenstelling van iemands genoom. Met ‘de aanleg’ die je van je ouders erft moet je het doen. Net zoals sommige sporters een genetische predispositie hebben om een betere atleet te worden dan anderen, omdat ze bijvoorbeeld een variant van een gen meedragen waardoor ze meer natuurlijke EPO aanmaken, zo zijn er ook mensen die door hun genetica nu eenmaal intelligenter zijn dan andere mensen.
Omdat onderzoek naar de genetica van intelligentie meer dan eens misbruikt is om hele groepen te stigmatiseren is het onderwerp weinig populair en is er niet veel bekend over de daadwerkelijke onderliggende genetica van intelligentie. Zie het tijdschrift Nature voor een interessante discussie.
Rijkdom
Het onderzoek dat in de laatste jaren toch is uitgevoerd laat zien dat de ontwikkeling van intelligentie naast de genetische component in grote mate wordt beïnvloed door omgevingsfactoren. Opvoeding, scholing, cultuur, rijkdom van de ouders en toegang tot goede gezondheidszorg bepalen voor een belangrijk deel hoe iemand uiteindelijk presteert in een IQ test.
Een voorbeeld: de leeftijd waarop vrouwen een kind krijgen is van belang. Oudere vrouwen hebben door genetische veranderingen in hun eicellen een grotere kans op een kind met een ernstige aandoening zoals het syndroom van Down, bepaalde vormen van kinderkanker, schizofrenie en autisme. Het verrassende is dat gezonde kinderen van diezelfde oudere moeders gemiddeld intelligenter zijn dan kinderen van jongere moeders. De heersende gedachte is dat oudere vrouwen gemiddeld beter voor hun kinderen zorgen omdat ze een stabielere (geestelijke) omgeving kunnen bieden. De omgevingsfactoren zijn beter en kinderen ontwikkelen een hogere intelligentie.
Een ander voorbeeld. In westerse landen is in de afgelopen 60 jaar het gemiddelde IQ met 15 punten gestegen. Zestig jaar is veel te kort om zo’n enorme sprong in intelligentie te verklaren door een genetische aanpassing. Deze toename kan wel worden verklaard door de verbetering in leefomstandigheden van grote groepen mensen. Zo hebben in het Westen meer mensen dan ooit toegang tot scholing en een goede gezondheidszorg.
Klompen
Prem heeft dus helemaal gelijk met z’n TV-show. Hij laat zien wat iedereen op z’n klompen kan aanvoelen; een grote verbetering in omgevingsfactoren, in de vorm van intensieve persoonlijke begeleiding van kinderen, leidt tot betere resultaten. Aan een belangrijk punt gaat de show wel voorbij en dat is dat sommige kinderen door hun ‘genetica’ nu eenmaal slimmer zijn dan anderen. Bijspijkeren gaat dat verschil niet overbruggen. Zelfs Prem moet doorhebben dat per definitie niet iedereen boven het gemiddelde kan scoren.
Dit stuk verscheen ook op de volkskrantsite
14.03.2009
10:43
Zou ook niet meespelen dat intelligente vrouwen langer wachten met het krijgen van kinderen door studie en carrière?
14.03.2009
10:21
@Jacques: Inderdaad, wat je meet dat verbeter je. Dit is hetzelfde met prestatieindicatoren in het bedrijfsleven. De enige oplossing voor dit probleem is ervoor te zorgen dat wat je meet ook werkelijk is wat je wilt verbeteren, en geen indirecte afgeleide die ook op een ineffectieve manier kan worden bereikt. Dit klinkt moeilijk, maar is dat lang niet altijd. De vraag is dus: als leerlingen trainen op het goed maken van de CITO toets, leren ze dan ook werkelijk zinvolle dingen?
Een voorbeeld uit het bedrijfsleven: als je het aantal keren gaat tellen dat baliemedewerkers naar de klanten lachen, zul je daadwerkelijk zien dat de klantentevredenheid toeneemt. De medewerkers denken misschien dat ze artificieel de meetwaarden verbeteren, maar dit heeft toch het beoogde effect.
14.03.2009
09:16
Als een test volgens een algmeen bekende methode wordt toegepast kan en zal er getraind worden op die methode. De uitkomst veranderd daardoor, zodat het doel van de test niet gehaald wordt. Dat probleem doet zich voor bij Cito toetsen, waar de meeste scholen op trainen voor een betere schoolprestatie en dat probleem doet zich voor bij assesments voor sollicitaties. Het trieste hiervan is dat kinderen hierdoor op verkeerde scholen terecht komen en mensen op verkeerde functies.